Wat betekent vit in Frans?

Wat is de betekenis van het woord vit in Frans? Het artikel legt de volledige betekenis uit, de uitspraak samen met tweetalige voorbeelden en instructies voor het gebruik van vit in Frans.

Het woord vit in Frans betekent leven, leven, wonen, bestaan, rondkomen, leiden, beleven, leiden, leven, voorkomen, meemaken, iets naleven, overleven, iets beleven, doorstaan, ondergaan, verduren, resideren, wonen, zien, zorgen voor iets, zien, waarnemen, hallucineren, bekijken, overdenken, onderscheiden, ontwaren, zien, zien, bekijken, opzoeken, bezoeken, zie, zien, raadplegen, zien, ervaren, beoordelen, snappen, begrijpen, zien, onderzoek, aanschouwen, aanzien, zien, zien, bekijken, onderschrijven, beschouwen, zien, uitgaan met, omgaan met, optrekken met, aannemen, accepteren, aanvaarden, zien, opmerken, zeggen, uitmaken, zien, beschouwen, zien, horen, kijken, nakijken, herhalen, zien, bekijken, begrijpen, bevatten, inzien, zien, bijpraten, bijkletsen, zich voorstellen, ontvangen, zien, omgangsvormen, woonkamer, schooieren, klaplopen, grootbrengen, opvoeden, misstap, gemakkelijk in de omgang, ergens een zwijnenstal van maken, het moeilijk hebben, leven en laten leven, samenwonen, samenleven, op het randje leven, samenwonen, op het platteland leven, rondkomen. Raadpleeg de onderstaande details voor meer informatie.

Luister naar uitspraak

Betekenis van het woord vit

leven

Oui, il vit toujours. Il doit avoir quatre-vingt-dix ans.

leven

verbe intransitif (profiter de la vie)

Vous ne pouvez pas travailler toute votre vie ; il vous faut vivre !

wonen

verbe intransitif (résider)

Lucas vit (or: habite) au deuxième étage.

bestaan

Les cafards vivent (or: existent) depuis des millions d'années.

rondkomen

verbe intransitif

De nombreux peuples vivent (or: subsistent) avec moins d'un dollar par jour.

leiden

verbe transitif

De nombreux moines vivent (or: mènent) une vie de spartiate.

beleven

verbe intransitif (expérience)

Il vit (or: revit) toujours la guerre dans sa tête.

leiden

verbe transitif

Il vit (or: mène) une vie morale, à l'image de ses paroles.

leven

(mener sa vie)

Deux postes à plein temps, ce n'est pas une vie.

voorkomen

verbe intransitif

Cette espèce vit principalement dans l'Amazone.

meemaken

(une expérience)

Opgegroeid in Rwanda, had John veel elllende meegemaakt, wat hem maakte tot de man die hij vandaag is.

iets naleven

verbe transitif

Il a encouragé ses élèves à vivre leurs rêves.

overleven

(soutenu)

Ils ont subsisté pendant des années en ne mangeant presque que du riz.

iets beleven

(du temps,...)

doorstaan, ondergaan, verduren

(une modification, transformation...)

resideren, wonen

En Inde, beaucoup de pauvres résident (or: demeurent) dans des bidonvilles.

zien

verbe transitif

Je ne vois rien. Allume, s'il te plaît !

zorgen voor iets

zien, waarnemen

verbe transitif

Avez-vous jamais vu un livre aussi épais ?

hallucineren

verbe transitif

bekijken, overdenken

verbe transitif

onderscheiden, ontwaren, zien

verbe transitif (apercevoir)

Peux-tu voir cette colline dans le lointain ?

zien, bekijken

verbe transitif

Avez-vous vu son dernier film ?

opzoeken, bezoeken

verbe transitif (rendre visite)

J'aimerais aller voir Tante June ce week-end.

zie

verbe intransitif (informeel, SMS-taal)

On se voit ce soir !

zien, raadplegen

verbe transitif (consulter)

Je dois voir un médecin.

zien, ervaren, beoordelen

verbe transitif (percevoir)

Je vois la situation différemment.

snappen, begrijpen, zien

verbe transitif (comprendre)

Je vois. Et c'est pour cela que tu n'étais pas chez toi.

onderzoek

verbe transitif

Elle cueillit la fleur pour la voir de plus près.

aanschouwen, aanzien, zien

verbe transitif

Ceux qui l'ont vu ont dit que c'était horrible.

zien, bekijken

verbe intransitif

Voyons, que faisons-nous maintenant ?

onderschrijven

verbe transitif (approuver)

Oui, je vois tout à fait. C'est un plan génial.

beschouwen, zien

verbe pronominal

Je la vois comme un premier ministre potentiel.

uitgaan met

Nous nous voyons depuis trois semaines.

omgaan met, optrekken met

(fréquenter)

Il me semble que tu vois beaucoup ces garçons en ce moment.

aannemen, accepteren, aanvaarden

verbe transitif (jeu d'argent) (gokken)

Je vois tes 100 et je suis de 100.

zien, opmerken

verbe transitif (remarquer)

Je vois que les mineurs sont encore en grève, selon le journal.

zeggen, uitmaken

verbe transitif

Tu vois qui c'est ?

zien, beschouwen

(figuré)

Je vois cette idée d'un mauvais œil.

zien, horen

verbe transitif (TV, radio)

Tu as vu les infos hier soir ?

kijken, nakijken

verbe transitif

Laissez-moi voir (or: vérifier) s'il y a une fuite.

herhalen

Uren achteraf, bleef ze steeds herhalen wat hij haar had verteld, maar het klopte nog steeds niet.

zien, bekijken

Après avoir attendu une heure, les touristes furent enchantés de voir (or: d'apercevoir) des dauphins.

begrijpen, bevatten, inzien, zien

verbe transitif

Je vois (or: Je comprends) ce que tu dis, mais je ne suis toujours pas d'accord.

bijpraten, bijkletsen

C'était sympa de retrouver tout le monde à la réunion de famille.

zich voorstellen

verbe transitif (visualiser)

Je vois (or: J'imagine) sa tête !

ontvangen, zien

Le docteur va vous recevoir tout de suite.

omgangsvormen

Il est important d'observer les convenances (or: les usages) des pays que l'on visite.

woonkamer

Toute la famille s'est rassemblée dans le salon pour jouer aux cartes. Mon appartement a une cuisine, un salon, deux chambres à coucher, et une salle de bains.

schooieren, klaplopen

(informeel, pejoratief)

grootbrengen, opvoeden

L'éducation de Samantha est de loin supérieure à celle de ses camarades de classe.

misstap

(soutenu)

gemakkelijk in de omgang

locution adjectivale

Jim est un mec sympa qui est facile à vivre.

ergens een zwijnenstal van maken

verbe intransitif (figuré) (informeel, figuurlijk)

Colin vit comme un cochon dans son appartement.

het moeilijk hebben

Sois gentil avec elle : elle vit (or: traverse) une période difficile en ce moment.
Wees lief voor haar. Ze heeft het nogal moeilijk.

leven en laten leven

samenwonen, samenleven

Ils pourraient tout aussi bien se marier ; cela fait des années qu'ils vivent en concubinage.

op het randje leven

(inf., figuurlijk)

Louise aime prendre des risques et marche sur le fil du rasoir (or: vit dangereusement).

samenwonen

op het platteland leven

locution verbale

rondkomen

(met geld)

Il est difficile de vivre avec un salaire aussi bas.

Laten we Frans leren

Dus nu je meer weet over de betekenis van vit in Frans, kun je leren hoe je ze kunt gebruiken aan de hand van geselecteerde voorbeelden en hoe je lees ze. En vergeet niet om de verwante woorden die we voorstellen te leren. Onze website wordt voortdurend bijgewerkt met nieuwe woorden en nieuwe voorbeelden, zodat u de betekenissen van andere woorden die u niet kent, kunt opzoeken in Frans.

Ken je iets van Frans

Frans (le français) is een Romaanse taal. Net als Italiaans, Portugees en Spaans, komt het uit het populaire Latijn, dat ooit in het Romeinse rijk werd gebruikt. Een Franstalig persoon of land kan een "Franstalig" worden genoemd. Frans is de officiële taal in 29 landen. Frans is de vierde meest gesproken moedertaal in de Europese Unie. Frans staat op de derde plaats in de EU, na Engels en Duits, en is na Engels de meest onderwezen taal. De meerderheid van de Franstalige wereldbevolking woont in Afrika, met ongeveer 141 miljoen Afrikanen uit 34 landen en gebieden die Frans als eerste of tweede taal spreken. Frans is de tweede meest gesproken taal in Canada, na Engels, en beide zijn officiële talen op federaal niveau. Het is de eerste taal van 9,5 miljoen mensen of 29% en de tweede taal van 2,07 miljoen mensen of 6% van de gehele bevolking van Canada. In tegenstelling tot andere continenten is het Frans in Azië niet populair. Momenteel erkent geen enkel land in Azië Frans als officiële taal.